CD: Mahlers Negende symfonie op authentieke instrumenten

12 april 2025

Het moest er een keer van komen: de ‘authentieke’ Mahler. De historische uitvoeringspraktijk die zich voornam muziek op zo gedocumenteerd mogelijke wijze uit te voeren en zich daarbij aanvankelijk stortte op barokmuziek, richtte zich vervolgens op latere muziek en schoof steeds verder op in de richting van het heden, zodat vroeg of laat Mahler aan de beurt moest komen. De jonge Duitse dirigent Philipp von Steinaecker heeft met zijn orkest Mahler Academy Orchestra een opname gemaakt van de Negende symfonie waarbij de verschijning en de publiciteit past in de PR-traditie van de historische uitvoeringspraktijk.

Philipp von Steinaecker

In 1970 kreeg de liefhebber uitgebreide interviews en een uitvoerig tekstboek bij de lp’s, Steinaecker maakte een promotiefilmpje dat te vinden is op YouTube. In 1970 benadrukte Harnoncourt het belang van oude instrumenten of kopieën daarvan bij Concentus Musicus Wien, precies zoals François-Xavier Roth dat deed bij de oprichting van Les siècles, precies zoalsSteinaecker dat doet bij de Mahler Academy. Net zoals Harnoncourt de hulp inriep van een Bach-kenner (Alfred Dürr), zo benaderde Steinaecker een Mahler-specialist (Clive Brown). Beide geleerden erkennen volmondig dat het niet mogelijk is de oude klank helemaal te reconstrueren, maar dat het goed is te beseffen dat de klank toen anders was dan de klank nu. Vaste prik is ook bestaande edities kritisch tegen het licht houden. Steinaecker bestudeerde onder meer het exemplaar van de partituur van Mengelberg; wellicht verklaart dat de aanwezigheid in de uitvoering van diverse glissandi en portamenti die Mahler niet in de partituur heeft aangegeven. Het filmpje is volstrekt van deze tijd. De dirigent praat in oneliners (Harnoncourt in betogen) en we zien voortdurend scènes van hooguit enkele seconden met flitsen van repetities en beelden van de musici die samen een fijne tijd beleven in een prachtig landschap. Net als de eerdere rebellenclubs is ook dit een vriendengroep met musici uit allerlei topgezelschappen. De slagwerker speelde tot voor kort in het Concertgebouworkest.

Luistert men naar de uitvoering, dan ontstaat een ander beeld. Verrassend zijn vooral in eerste instantie de grote tempofluctuaties, die op grote schaal echter amper schokkend zijn omdat ze passen in de opbouw van het geheel. De dirigent heeft duidelijk affiniteit met Mahlers stijl en brengt lijn in tempoveranderingen. Door de verbale nadruk in de film op het gebruik van instrumenten van rond 1900 gaat de aandacht bij de luisteraar uit naar de klank, maar de dirigent (net als de latere Harnoncourt en Roth) behandelt de klank gelukkig als een instrument, oftewel een middel tot een dramatisch betoog. Het meest apart, d.w.z. anders dan in de laatste veertig jaar, is de klank op die weinige momenten waarop Mahler schrijft voor kamerensemble. Dan is de klank niet alleen anders, maar ook transparanter. Daarmee is dit project, op de cd aangeduid als ‘The originalklang project’, een project van deze tijd.

​Omdat de vergelijking voor de hand ligt met de uitvoering die tot nu toe gold als de meest ‘authentieke’, luisterden we ook daarnaar: de live-opname uit 1938 van Bruno Walter met de Wiener Philharmoniker. De verschillen zijn evident. Walter is aanzienlijk sneller (69 tegenover 82 minuten), vermoedelijk ook sneller dan wie ook. Walter heeft veel meer oor voor het latent expressionistische van het werk. Ook Walter hanteert tempofluctuaties, maar bij hem zijn ze subtieler en, waarschijnlijk vanwege zijn hoge tempi, veel meer ingepast in zijn greep op het geheel. Walter was van 1876, grootgebracht met Mozart en Brahms, leerde het expressionisme later kennen en zag deze vorm van expressie blijkens zijn uitvoering als een enorme spanning binnen een mozartiaans keurslijf. Bij Steinaecker zit de spanning meer in zijn woorden dan in zijn directie. (Walter liet verbaal over de symfonie over niets los, ook een eigentijds gegeven.) Door het langzame tempo ontstaat een veel grotere nadruk op het detail en klinkt het geheel enorm zwaar op de hand, terwijl in het tempo van Walter het geheel niet zozeer luchtig of lichtvoetig wordt, maar wel minder beladen, alsof de wereld ondanks gevaren mag en zal blijven bestaan. Het is als het verschil tussen Satie door Reinbert de Leeuw en Satie door Francis Poulenc. Nu de zware aanpak bij alle dirigenten bon ton is, klinkt de minder overladen versie van Walter bijna verfrissend. En dat terwijl Walter meer oor heeft voor het expressionistische en het apocalyptische dan Steinaecker.

Hopelijk maakt Steinaecker de komende tijd dezelfde ontwikkeling door als Harnoncourt en Roth zodat ook hij greep op het geheel plaatst boven zijn fascinatie voor één aspect. Hoever hij daarmee is, kunnen we horen op 12 september in het Amsterdamse Concertgebouw wanneer hij hetzelfde orkest leidt in Mahlers Vijfde.

Zolang dat nog niet helemaal zo is, blijft Steinaecker, ondanks zijn verdienstelijke aandacht voor de klank, een van de vele dirigenten die ook Mahler dirigeren. Hij is goed, maar geen Walter. Als we hem over 60 jaar willen herinneren, zoals we ons nu Walter herinneren, is dat niet vanwege zijn interesse in één onderdeel, maar om zijn boeiende interpretatie (als artiest, niet als geleerde) van Mahlers persoonlijkheid.

Mahler: Symfonie nr. 9

Mahler Academy Orchestra o.l.v. Philipp von Steinaecker

Alpha 1057

Johan Maarsingh & Emanuel Overbeeke