Mahler in zijn tijd
Wenen rond 1900 was een bruisend centrum van cultuur en vernieuwing onder keizer Franz Joseph. Gustav Mahler, een brug tussen romantiek en modernisme, werd beïnvloed door Wagner en Bruckner en stond in dialoog met Strauss, Schönberg en Wolf. In de Weense salons en Kaffeehäuser bloeiden kunst, debat en filosofie. Temidden van religieuze en maatschappelijke veranderingen vond Mahler zijn unieke muzikale stem, die tot op vandaag resoneert.
Inleiding
De Bildungsbürger
De Secession
Filosofie en religie
Mahler als trait-d’union tussen romantici en modernisten?
Mahler en zijn tijdsgenoten
Mahlers bewondering voor zijn leraar kon soms een vorm aannemen die wij nu niet zo positief interpreteren. Toen Mahler de eer te beurt viel om Bruckners Zesde Symfonie in Wenen in wereldpremière te brengen, pakte Mahler allereerst een rood potlood en begon hij de symfonie behoorlijk in de korten! Daar zou Bruckner trouwens niet van hebben opgekeken. Bruckner was, als twijfelaar aan zijn eigen creativiteit, het gewend om zijn eigen werk te herzien en liet ook welwillende dirigenten aan zijn stukken schaven. Mahler zag, anders dan wij nu, zijn ingrepen in de partituur niet als een aantasting van Bruckners muziek, maar juist als een poging om de muziek beter te maken. Bewondering voor zijn leraar was zijn drijfveer.
Ook Bruckners Vierde symfonie nam hij zo onder handen. Om die reden schaafde hij ook aan symfonieën van Schumann en Beethoven.
Zijn bewondering voor Bruckner toonde Mahler al vroeg. Als blijk van bekwaamheid, bij wijze van tentamen, had hij met een conservatoriumgenoot een piano-uittreksel gemaakt van Bruckners Derde symfonie. Daarin veranderde hij aan de symfonie geen noot. Dat uittreksel was zo goed dat het zelfs in 1880 in druk verscheen en het kreeg zelfs een ereplaats in Mahlers werkkamer. Toen Alma na de Anschluss in 1938 uit Wenen over de Pyreneeën wilde vluchten naar Amerika, moest dit beslist mee en sjouwde ze het mee in een loodzware koffer.
Hugo Wolf
Richard Strauss
Was Wolf slechts van gelijk niveau in de liederen, Richard Strauss was dat op alle fronten. Hoewel zij maar vier jaar scheelden, ligt er een wereld van verschil tussen deze twee vertegenwoordigers van de laat-negentiende eeuw. Strauss (1864-1949), katholiek, leek alles in de schoot geworpen te krijgen; Mahler, Jood, moest voor alles vechten. Beiden wilden de top bereiken als componist en dirigent en beiden slaagden daarin. Lange tijd liepen hun wegen als componist parallel.
Het ‘stokpaardje’ van Strauss, het symfonisch gedicht, vond in eerste instantie ook bij Mahler gehoor en hij componeerde zelfs een eigen symfonisch gedicht, Totenfeier, dat later in iets omgewerkte vorm het eerste deel zou worden van zijn Tweede Symfonie. Op het concertpodium voerden zij van meet af aan elkaars werken uit, waarbij zij het motto hanteerden: ‘Als jij een werk van mij op het programma zet, dan doe ik bij het volgende concert een stuk van jou!’ De grote doorbraak van Mahler met zijn Derde Symfonie was mede te danken aan het feit dat Strauss dit werk selecteerde voor het muziekfeest in Krefeld in 1902. Tot aan zijn dood heeft Mahler telkens weer Tondichtungen – zoals Strauss ze noemde – uitgevoerd, in Amerika zelfs elf keer Till Eulenspiegels lustige Streiche. Strauss op zijn beurt dirigeerde af en toe werken van Mahler.
Mahler wilde ook graag Strauss’ opera Salome opvoeren, volgens hem een van de meesterwerken van deze tijd. Helaas had Mahler daarbij geen rekening gehouden met de censuur. We moeten niet vergeten dat Oostenrijk zeer rooms katholiek gekleurd was en dat het een opera is, waarin de zeden zeer met voeten worden getreden en waarin er een hoofd op een zilveren schaal wordt binnengedragen en dan nog wel dat van een profeet. Dat was voor menig moraalridder in 1905 absoluut een brug te ver.
Strauss vernam het al snel in het Kaffeehaus (de geijkte plaats om het laatste nieuws te horen), was onaangenaam verrast en sprak Mahler hierop aan. Deze putte zich uit in verontschuldigingen, maar moest toegeven dat het echt ‘de treurige waarheid’ is. ‘De censuur heeft inmiddels Salomegeweigerd. Tot nu toe weet nog niemand het, maar ik probeer hemel en aarde te bewegen dit besluit weer ongedaan te maken.’ Mahler waardeerde de vrije geest die uit het werk spreekt.
Dit volhouden tegen de klippen op had ook een muzikale reden: ‘Beste Strauss, ik moet u vertellen hoe enthousiast ik ben over uw werk, dat ik onlangs opnieuw heb doorgebladerd. Het is uw hoogtepunt tot nu toe! Ja, ik beweer dat het met niets van wat u tot nu toe geschreven heeft te vergelijken is. Hier staat iedere noot op zijn plaats, u bent een geboren dramaticus.’ Maar al deze lof ten spijt, zou het de heren niet lukken om Salome in Wenen in première te doen gaan en dus ook niet onder de baton van Mahler, die dat o zo graag had gewild. Ondanks die teleurstelling bleef Strauss Mahler hoog houden. Na Mahlers dood schreef hij in een brief een roerend memoriam.